Van Pauline Broekema bij het verschijnen van mijn boek ‘Liever niet op reis’

Voor Bertien

Op een dag zoals deze, met zo’n aarzelende zon, denken wij, volgens mij, geregeld hetzelfde:

Ach, liep ik maar even in de Ebbingestraat, en zag daar in de verte die grijze toren.

Of een wandeling langs het water, waar tegenwoordig de driemasters liggen, bij het pakhuis van de grote Hendrik Nicolaas Werkman. Wij weten dat het inderdaad zo is: het land, om die stad, kan werkelijk zo oranje, zo rood, zo uitbundig geel zijn, als hij het drukte en schilderde. Om het bewijs geleverd te krijgen pakken we de fiets, rijden langs de wierde van Dorkwerd, naar het terras van Hamming, voor een speltbiertje met bitterballen, het Gronings om ons heen, en zien het langzaam aan het Reitdiep avond worden.

Het is geen boek over Stad. Als speelt die stad er wel een grote rol in.

Het is een -prachtig- boek over proberen te vergeten, verwerken, terughalen, een plek geven, herdenken, van wat onder meer in die stad gebeurde. En overal.

In Parijs, Thessaloniki, Antwerpen, Wenen, Praag, Lodz, Keulen.

“Der Tod ist ein Meister aus Deutschland…“

Van de drieduizend joodse inwoners in Groningen overleefden nog geen tweehonderd de oorlog.

Alleen al in Groningen. “Weggekomen” zei men na de bezetting. Dat zei men in Bertiens jeugd. En nog heel veel jaren er na.

Dat verstikkende, versluierende weggekomen, en alles wat daar aan vast zit, daar gaat haar boek over. Weggekomen. Een woord dat ook door de overlevenden werd gebruikt. Omdat wat gebeurde te groot was voor een woord dat aan de realiteit raakte.

Bertien geeft (ze verwerkt haar vak in haar boek) richting hoe nu en in de toekomst te herdenken. Ze doet dat voor jongeren die er anders mee om gaan. Die het verleden aanraakbaar willen hebben.

Bertien maakt het tastbaar.

Een van de allermooiste beelden die zij oproept is als ze schrijft over een ambacht dat ook verdween.

Hoeveel joodse Groningers hebben er in gewerkt? Honderden…de confectie. De coupeurs, de persers, de mannen en vrouwen achter de machines, de stiksters, die het perfecte knoopsgat maakten, nooit zat er bij hen een mouw verkeerd, een blind gestikte zoom, de inkopers, de vertegenwoordigers.

Als ze mee mag naar de fabriek wordt haar een plaatsje gegund achter die machine die iets magisch kan: in één beweging een stukje stof om een knoopje leggen. Daar zit ze, meisje, dat dan al alles registreert en misschien toen al heeft gedacht…later…later zal ik er over schrijven.

En dat heeft ze gedaan. Soms met symbolisch haar moeder aan de hand, de regenjas van haar vader om de schouders.

Vol bewondering heb ik haar boek gelezen.

Lieve Bertien. Van harte.

Het is mooi, het is je gelukt en het zò goed dat het er is.

Pauline Broekema, 3 april 2016

 

Reactiesmogelijkheid uitgeschakeld.