Geplaatst op 22 jan 2015 in
Uncategorized |
4 reacties
Het is een jaar of twaalf geleden. In het eerste nummer van M, het magazine van NRC Handelsblad, staat een interview van Geert Mak met Max Kohnstamm, één van de grondleggers van de Europese Unie. Het gaat over zijn dan al lange leven. Kohnstamm is geboren in 1914 en brengt de eerste twaalf jaar van zijn leven door in Amsterdam aan de Nieuwe Keizersgracht. Hij woont met zijn familie midden in de oude Jodenbuurt, om de hoek van de smalle levendige Weesperstraat. Mak vraagt hem wat hij zich herinnert van die buurt en daar lees ik ineens, zomaar op het glossypapier gedrukt “Ik herinner me de winkel van Ricardo, daar had je van die heerlijke bonbons.” Mijn hart slaat over van schrik en blijdschap. Dat was de winkel van mijn grootouders, Aroon en Rebecca Ricardo-Nabarro. Ze hadden een chocolaterie/snoepwinkel in de Weesperstraat op nummer 87, tussen de Nieuwe Kerkstraat en de Nieuwe Prinsengracht, dus om de hoek bij de Kohnstamms. Ze woonden achter de winkel. Nooit eerder was die naam zomaar ergens opgedoken, behalve in schaarse familieverhalen. Het waren gewone winkeliers. Hard werkende, aardige mensen. Mijn grootouders overleefden de oorlog niet, ze werden vermoord in Sobibor op 4 juni 1943. Door dit ene zinnetje, leek het alsof ze even uit de massale vergetelheid werden opgetild. Ze hadden echt bestaan en de herinnering aan hen leefde voort in het hoofd van een voorbijganger. En nu, zo’n 55 jaar nadat deze moord,staat hun naam zomaar op papier,de winkel van Ricardo, voor iedereen te lezen. Ik besloot Max Kohnstamm te schrijven en te vragen of hij zich, behalve de winkel en haar snoepjes, mijn grootmoeder herinnerde, die de winkel grotendeels dreef. Ik stuurde met mijn brief een foto mee van de winkel uit het Amsterdamse Gemeentearchief, die ik in mijn bezit had. Op de foto zie je een etalage, helemaal volgestouwd met allerlei soorten snoepjes in glazen potten, krakelingen en chocola van Droste en Ringers. Op een bordje voor in de etalage staat ‘Wiener week’ en er ligt een smakelijke bak vol snoepjes waar ‘Wiener Melange’ op staat . Met sierlijke letters staat op het ruit geschreven ‘A.Ricardo’. Dat was eigenlijk gek, want de winkel was van mijn overgrootvader Nabarro. Hij had er dertien in Amsterdam en gaf zijn dochter bij haar huwelijk een winkel met woonhuis cadeau. Mijn grootmoeder dreef de winkel. Max Kohnstamm antwoordde per kerende post en belde bovendien. “U heeft me zeer diep geraakt met uw brief, maar nee, uw grootmoeder herinner ik me niet precies meer, dat spijt me zeer.” Dat was ook een waanzinnige vraag natuurlijk, bijna zestig jaar na het begin van de oorlog. Het was wel de meest brandende vraag die ik altijd wilde stellen, als ik iemand ontmoette die mogelijk ooit in hun buurt was. “Heb je mijn opa, oma, tante, oom, gekend?”.. Ook nu was ik weer zo stom geweest om het te vragen en niet tevreden te zijn met dat ene zinnetje in druk ‘ ik herinner me de winkel van Ricardo’. De tranen van teleurstelling prikten achter mijn ogen en ik sprak mezelf vermanend toe ‘wat dan nog, dan zou hij ja zeggen, dan is er hooguit een vage herinnering, iets….’ Maar Kohnstamm was nog niet uitgesproken en zei “… ik herinner me wel, was het misschien uw grootvader? Wij liepen als kinderen door de straat op weg naar school, dan wenkte hij ons vanaf de overkant van de straat en gaf ons een snoepje.” En of hij het over...
Recente reacties