Bij de plaatsing van Stolpersteine in de Amsterdamse Weesperstraat, voor onze grootouders, tante en haar verloofde, sprak ik over mijn tante Saar en haar Hans.....

Omdat ik vroeger vaak neusde tussen de oude spulletjes op zolder, wist ik van haar bestaan, van Saar, de oudste zus van mijn moeder. Over haar werd weinig gesproken en als ik naar haar vroeg dan wende mama haar hoofd een beetje af en zei ze ‘ach, Saar. Het was een moeilijk meisje’. Saar was een soort witte vlek op de familiekaart. Over haar werd niets gezegd, er waren geen anekdotes, of grappige dingetjes, niets persoonlijks. Daarom sta ik hier met behoorlijk lege handen. Ik moet het doen met wat feiten, een paar flarden en voor de rest eigen interpretatie.   Saar was de oudste van de drie meisjes Ricardo en ze had twee pittige jongere zusjes, Zusje en Stelly. Op de paar familiefoto’s met de drie zusjes erop, zie ik altijd dat Saar en Stelly heel lief met elkaar zijn. Saar slaat haar arm als een echte, beschermende oudste om haar zes jaar jongere kleine zusje Stel, onze moeder. Toen ik al volwassen was, kwam er ineens een heel mooi portret van haar tevoorschijn. Een ongekende schoonheid, met een prachtige wijze en lieve blik in haar ogen in verpleegstersuniform en werd er iets meer van de lege plek ingevuld. Moeder Rebecca wilde dat haar dochters verpleegster zouden worden en Saar ging in opleiding als leerling-verpleegster bij de Clara Stichting in Zandvoort, een joods kinderziekenhuis voor kinderen met tbc. 1942 is het jaar van grote verandering. De Clarastichting wordt ontruimd door de bezetter. Als op 1 april al het niet joodse personeel van het Apeldoornse Bosch (aanvullen) wordt ontslagen, trekken heel veel joodse jongeren naar Apeldoorn, zo ook Saar, als leerling-verpleegster. Daar werken was een manier om niet gedeporteerd te hoeven worden, dus werkten er ineens enorm veel jonge mensen. Eli Asser vertelde me ooit dat ze een waanzinnig gelukkige tijd hadden, daar in het Apeldoornse Bosch. Al die jonge mensen, in dat bos met die gekken. ‘We dachten dat we daar veilig waren. En we waren allemaal verliefd’, zei hij. Zo ook Saar en Hans. Ze ontmoette Henry Franfort die er als stoker of huisknecht werkte. Mijn moeder vertelde me later in haar leven dat Saar ontzettend gelukkig is geweest in die laatste periode dankzij de liefde. Dat is een troostrijke gedachte. Onder het personeel was het bekend dat het Apeldoornse Bosch ontruimd zou gaan worden in januari 1943 en we weten uit de overlevering dat er veel gesprekken en discussies zijn gevoerd over wat ze zouden gaan doen. Mee op transport naar het Oosten of onderduiken. Hans wilde onderduiken. Volgens onze moeder had hij zelfs onderduikplaatsen geregeld, maar Saar wilde onder geen beding haar patiënten in de steek laten. Saar is zelfs voorafgaand aan de ontruiming naar huis gekomen, dus naar de plek waar we nu zijn, om afscheid van haar ouders te nemen, die tijdelijk terug waren uit Westerbork. Stelly heeft het me beschreven, waaruit we op kunnen maken dat zij erbij was. Ze zat hier even verderop ondergedoken in de Joodsche Invalide, maar kwam kennelijk wel af en toe naar haar ouders. Moeder Rebecca smeekte Saar niet mee te gaan, maar zij was vastbesloten. In dezelfde periode deed vader Ricardo er alles aan om haar op de Weinreb lijst te krijgen voor een transport naar Portugal. Heel veel mensen deden er alles om niet op transport te hoeven gaan. Als je al die pogingen reconstrueert, begrijp je iets van de angst, onrust en paniek die mensen gevoeld moeten hebben. Maar wat de beste manier was...