Toespraak bij de plaatsing van Stolpersteine in Beilen voor de familie Denneboom op 7 april 2016

Ik ben Bertien Minco, kleindochter van Bertha Henriette Denneboom, die hier in Beilen geboren werd op 26 juli van het jaar 1900. In de burgerlijk stand staat 25 juli, maar haar hele leven vierde wij haar verjaardag de 26e.

Eigenlijk heette ze Bartha, maar haar roepnaam was Bertha.

Ik groeide op in Groningen en de eerste zes of zeven jaren van mijn leven, woonde we samen met oma in één huis. Oma sprak veel. Haar mond stond nooit stil, ze babbelde maar ze vertelde zelden tot nooit iets over haar eigen leven, ze sprak niet over de dingen die ze had meegemaakt ……en ze hád wat meegemaakt.

Oma overleefde de oorlog, als enige van het gezin waar ze in opgroeide. Ze verloor grote delen van haar familie. En ze zweeg. Ze wilde haar kinderen er niet mee lastigvallen. En vermoedelijk wilde ze ook zichzelf in bescherming nemen tegen al teveel nare herinneringen.

Een paar jaren geleden besloot ik eens een bezoekje te brengen aan Beilen, dit dorp waar een deel van mijn roots liggen. Denneboom. Zo’n vrolijke naam. Je denkt meteen aan een liedje en het heeft ook wel wat om af te stammen van een boomsoort. Veel Dennebomen, vormen samen een bos.

We parkeerden de auto en wandelden het centrum van Beilen binnen. Ik had eigenlijk geen idee waar ik naar opzoek was. Misschien stond er ergens een oude synagoge? Ik vond niets en vroeg ik de boekhandel of er misschien nog iets te vinden was van het oude Joodse leven in Beilen. Een sjoel, een Joodse begraafplaats misschien? Ze wisten het niet, maar verwezen me naar de overkant, naar de zaak van Oldenburger, ‘ga maar naar Bert en Finy, die weten dat wel.’

De ontmoeting met Finy was bijzonder. Ze noemde mijn oma ‘tante Bertha’ en had haar nog wel gekend. We waren geen familie, zij was er een van Kats en ik van Denneboom. Jeweetwel. Kats en Denneboom.Dat waren de twee grote Joodse families hier in het dorp en er was altijd sprake van enige rivaliteit, van wat ruzie. Ik herinnerde me heel vaag een rijmpje van mijn vader over de familie Kats. Het was niet heel complimenteus, ik ga het hier ook niet herhalen, maar hij moest er altijd heel hard om lachen. En wij begrepen dan niet precies waarom. Kats en Denneboom. Daar was iets mee.

Finy had nog een oude, lieve vader die woonde boven de zaak, met tomatenplantjes op zijn dakterras en een paar oude foto’s aan de wand. Op ééntje herkende ik tante Carolien als klein meisje.

Finy reed voor ons uit en wees ons de weg naar de Joodse begraafplaats, die tegenwoordig midden in een moderne woonwijk ligt. We openden het hek en pal in het midden stonden fier de grafstenen van mijn bet-overgrootouders Heiman Mozes Denneboom en Bartha Heimans van Hasselt.

Bartha, Bertha, Bertien.

Heiman en Bartha kregen samen acht kinderen en zijn daarmee de stamouders van de Dennebomen waar ik het vandaag hier over heb en waar we vandaag de Stolpersteine voor zullen plaatsen. Mijn overgrootvader Philip, was hun jongste zoon. In voorbereiding op vandaag probeerde ik alle losse eindjes die ik had en wist van Beilen aaneen te knopen om tot een verhaal te komen.

Het was niet veel, wat ik wist. Een gevoel van schaamte bekroop me. De stamboom van de Dennebomen boodt een beetje houvast. Die betovergrootvader van me, Heiman Mozes Denneboom, was een voorkind, een bastaard. Hij was het enige kind van Rada Denneboom, de vader was onbekend. Kind van Rada Denneboom en N.N. no name. Geen naam. Bijna waren we dus helemaal geen Dennebomen geweest, maar wat of wie dan wel?

Die Rada, wat zou het voor een vrouw geweest zijn? Was het een wilde meid voor die tijd? Had ze een hartstochtelijke relatie, misschien met een getrouwde man? Of was er sprake van misbruik? Was ze heel erg naïef geweest of juist geslepen? Of had ze gewoon een beetje pech gehad? Alleen en ongetrouwd een kind krijgen in 1817, welk verhaal zou daar achter zitten?

Wat ik wel wist, was dat er in 1919 twee broers Menco uit Ootmarsum hier in Beilen de mantelfabriek Neerlandia begonnen. Een van die broers, Carel, trouwde met een meisje van Kats, Wilhelmina met de roepnaam ‘Mina’ en de andere broer Salomon, trouwde met een meisje van Denneboom, mijn oma Bertha. Menco, Minco. Het verschil zit ‘m in een druppel inkt. Meer niet.

Carel en Salomon verhuisden met de fabriek en hun Beilense dames naar Groningen in het begin van de jaren ’20 en maakten daar furore en bouwden een enorme onderneming op in hele korte tijd. Flinke jongens waren het, aldus mijn vader Manuel.

Tot vorige week, beschikte ik alleen over de Denneboom stamboom en verder over een hele grote berg stilte. Ik kreeg de namen van de mensen voor wie de Stolpersteine geplaatst zouden worden en dat bleken allemaal neven en nichten en nog een enkele oom van mijn oma te zijn geweest. Oma groeide hier op in het begin van de vorige eeuw omringd door een hele grote familie, maar nooit vertelde ze iets, er klonk geen enkele anekdote, geen leuk of juist droevig verhaal door. Ik vond het zo verdrietig en pijnlijk om hier voor u te staan en te zeggen:Ik weet niets over ze. Niet wie ze waren, wat ze deden, geen enkele herinnering is er aan mij doorgegeven. N.N. no name, geen gezicht, geen verhaal.

Dit bosje Dennebomen staat hier in stilte, in deze zaal, in dit dorp. Het kan heel erg koud zijn in een Dennebos.

En toen was er ineens toch iets. Een herinnering schoot me te binnen. Er was een interview van de toen pas afgestudeerde historicus Joel Cahen uit de jaren ’80 , later werd hij directeur van het Joods Historisch Museum. Hij interviewde oma Bertha en dat interview bleek keurig geconserveerd en gedigitaliseerd beschikbaar. Ik fietste opgetogen naar het museum en luisterde. Hij vroeg haar naar haar jeugd in Beilen. Zij sprak met het enorme lieve Drents accent, dat ze haar leven had gehad en met haar lichte en zachte stemgeluid. Zo mooi. Hij vroeg haar en ze vertelde hem hoe ze opgroeide in de Brinkstraat waar haar vader Philip Denneboom een manufacturenzaak had, net als zijn drie broers. Moet je je voorstellen. Vier manufacturenzaken in de kleine Brinkstraat, allemaal van een andere broer Denneboom. Vermoedelijk had je er ook nog wel één van Kats. Zou dat de reden zijn geweest voor de rivaliteit?

Manufacturen, zo’n mooi ouderwets woord, maar wat lag er in die winkels? Manu Facturen, met de hand maken. Winkels waarin je textiel benodigdheden kon kopen om zelf kleding mee te kunnen maken, lapjes, garen, band, knopen, ritsen, maar ook kleingoed, ondergoed, kousen, dat soort zaken. En vermoedelijk verkochten ze waar nog meer vraag naar was, matrassen, kleding, van alles en nog wat.

Oma vertelde dat haar moeder Sientje Lehmans, afkomstig uit de Leek (‘in het Westerkwartier’ zei ze een paar keer tijdens de opname, ‘Leek in het Westerkwartier’) Moeder Sientje was een flinke vrouw, die elke ochtend zelf de zaak open deed. Sientje en Philip hadden Heiman, Philips vader, de oerDenneboom in huis genomen na de dood van zijn vrouw en elke avond kwamen de drie andere broers Denneboom op bezoek bij hun vader.‘Dat heeft mijn moeder allemaal maar moeten doorstaan.’ Het leek mijn oma kennelijk een hele opgave. Elke avond die mannen op visite, die vast koffie geserveerd kregen of een glaasje van het één of ander. Net als op maandag, dan was er markt in het dorp en kwamen er veel klanten over de vloer, die achter de winkel in de huiskamer koffie kregen of een brandewijntje met suiker.

De mooiste passage betrof haar beschrijving van het Mikwe bezoek. Het Mikwe, het rituele bad, waar Joodse vrouwen na hun menstruatie zich in onderdompelden. Er was er geen in Beilen en daarom ging Sientje eens per maand met de trein ’s ochtends heel vroeg naar Assen, want daar was er wel een. Als ze terugkwam waren haar haren nog nat en dan zei ze dat het door de regen kwam. ‘Ze vertelden je toch helemaal niets, vroeger’ zei oma Bertha. ‘We hadden geen idee waar de kinderen vandaan kwamen.’ Dat had zij wel anders gedaan. In de jaren ’30, toen haar eigen kinderen, mijn vader Manuel en tante Siny begonnen over de ooievaar, had ze ze uit de droom geholpen en verteld hoe het echt zat.

En toen vroeg Joel haar om een broge uit te spreken, een gebed en ze koos die waarmee de vrouwen op vrijdagavond de sjabbat inluiden als ze de kaarsen aansteken. Joel wilde kennelijk weten of de vrouwen in de Mediene een eigen wijze hadden van hun geloof belijden. Ik hoorde haar heel zachtjes zeggen:

‘Baroech Ato Ado-naj Elo-heinoe Melech Ha-Olom, Asjer Kiedesjonoe Be’Mitzwotaw, Wetziewonoe Le-Hadliek Neer Sjel Sjabbat’

Het was alsof die woorden me letterlijk aanraakten, ze tintelden over mijn huid. Ik had ze in de jaren dat wij met oma in huis woonden van mijn geboorte tot mijn zevende jaar, elke vrijdagavond gehoord.

Zij die altijd had gezwegen, had toch iets gezegd, had me met haar woorden aangeraakt. Het voelde alsof zij mij op dat moment de zegen gaf om vandaag hier voor u te staan en iets te vertelden over onze stam, de Dennebomen uit Beilen.

 

7 april 2016

9 reacties op “Toespraak bij de plaatsing van Stolpersteine in Beilen voor de familie Denneboom op 7 april 2016”

  1. Oh, Bertien, wat een mooie en ontroerende toespraak.
    Ik bewonder jou, dat jij dit alles bij elkaar hebt gezocht, deze toespraak hebt heschreven en gehouden en een boek hebt geschreven.
    Jij hebt een gouden pen.

  2. Suzanne schreef:

    Bertien, wat een prachtige speech! En wat een verhaal. Zo weinig te melden en door toeval of geluk bedenk je opeens dat interview.
    Intrigerend allemaal. Ik herken veel elementen ook het aangeraakt worden door woorden. Hoewel ik ze nooit in mijn jonge jaren hoorde, was de herdenking in Auschwitz zo’n moment … Alsof het nodig was om mijn emoties los te maken.

  3. Hilda Snippe schreef:

    Mooi om het nog eens terug te lezen, het heeft mij en mijn zoon afgelopen donderdag zeer geraakt om je verhaal te horen. Goed om deze verhalen op te schrijven en te delen met elkaar.
    Dank je wel.

  4. Gerard van Noorden schreef:

    Dag Bertien. Jouw verhaal in de noordelijke pers vind ik heel bijzonder. Ten eerste vanwege het feit dat er zo weinig overgeleverd is over (en door) jouw familie en dat je door je vasthoudendheid nog zoveel te weten bent gekomen. En verder omdat ik in mijn jeugd een poos in Beilen gewoond heb en ik me de manufacturenzaken van Kats en Denneboom (maar ook die van Oldenburger en Rosenberg) nog heel goed herinner. De grootste zaak stond op de hoek van de Kruisstraat en Brinkstraat, tegenover hotel Prakken. ’t Is intussen allemaal verdwenen. De Joodse begraafplaats lag toen nog ver buiten het dorp, vlakbij de ijsbaan. Verder vind ik het heel bijzonder dat ik je op deze manier weer eens tegen kom, want ik herinner mij jou nog heel goed van het Praedinius Gymnasium te Groningen, waar ik tekenen en kunstgeschiedenis gaf. En je was toen ook heel actief bij Elo. Helaas heb ik je boekpresentatie in de sjoel in Groningen niet kunnen bezoeken, maar ik zal zeker je boek aanschaffen en lezen.
    Ik wens je veel succes met het boek en ik groet je hartelijk, Gerard

    G

    • Bertien Minco schreef:

      Beste Gerard, wat ontzettend leuk om je reactie te lezen. Rosenberg en Oldenburger waren kinderen van Kats en Denneboom. En natuurlijk herinner ik me jouw lessen in het fijne tekenlokaal op de bovenste verdieping, al was ik beeldend niet echt in mijn kracht. Alle kunst was van mij van grote waarde en is dat nog steeds. Gisteren sprak ik Gea Oosting en Lousje da Costa. Mooi die betrokkenheid van docenten bij oud leerlingen van zo lang geleden. Dat raakt me echt. Hartelijke groet, Bertien

  5. sandra schreef:

    PRACHTIG! Dank je wel Bertien!